Vorige paginaVolgende pagina Print
a a a

 

Huisartsen en de zorg voor ouderen


In een deelproject is kwalitatief onderzoek gedaan naar de veranderende rol van de huisarts in de ouderenzorg. Over het algemeen ervaart de groep ondervraagde huisartsen een grote toename in het aantal betrokkenen in de ouderenzorg. Het is niet voor iedere huisarts even makkelijk daar een weg in te vinden. De artsen die deelnamen aan het onderzoek rapporteerden bijna allemaal extra taken in de ouderenzorg. Genoemd werden:

  • meer pro-actief optreden, waaronder meer preventieve taken;
  • meer taken ten aanzien van chronisch zieken;
  • meer samenwerking met andere zorgverleners;
  • het managen en superviseren van praktijkondersteuners;
  • meer administratief werk door formalisatie van de zorg; zoals protocollering en een niet aflatende formulierenstroom.

 

De extra taken hebben meestal ook tot delegeren of afstoten van andere taken geleid. Wel verschilt de mate van taakherschikking en/of -delegatie sterk. Hier spelen zaken als praktijkgrootte een rol, maar ook dat de helft de eigen rol eigenlijk niet sterk veranderd vindt. De drie grootste verschillen in rolopvatting zijn de volgende. Allereerst ziet een deel van de huisartsen voor zichzelf een rol weggelegd als casemanager in de keten. In de tweede plaats neemt een aantal een bewust pro-actieve rol aan, waarbinnen zij ook preventief werken. Anderen kiezen ervoor het initiatief meer bij de oudere zelf te laten en blijven dan vaak meer curatief georiënteerd. Deze laatste groep huisartsen wil bijvoorbeeld niet betuttelend overkomen.

 

 


 

 

 

Huisartsen die actief bezig zijn met preventie lijken zich mede daardoor meer geroepen te voelen coördinerende en integrerende rollen te vervullen. Tenslotte zijn sommige huisartsen duidelijk ‘geriatrie-minded’ en anderen niet. De ‘geriatrie-minded’ huisartsen werken vanuit een vertrouwensband en de levensgeschiedenis van de patiënt, vinden een integrale benadering interessant, en het bezig zijn met problematiek rond het levenseinde geeft hen voldoening. Anderen hebben minder met de ouderenzorg en schrikken er voor terug een regierol en de spilfunctie binnen de ouderenzorg op te pakken. De gevonden overeenkomsten en verschillen leidden tot het formuleren van vier typen verandering in rolopvatting (zie schema).

 

 

 

 


 

 

 

Conclusie


Huisartsen geven op diverse manieren inhoud en vorm aan hun rol in de ouderenzorg. Een relatief kleine groep worstelt met hoe vorm te geven aan nieuwe eisen en voelt zich ook (nog) gecommitteerd aan de traditionele huisartsenrol. Een grotere groep huisartsen heeft een ruimere rolopvatting zonder de traditionele rol te verlaten. Maar ook ‘nieuwe’ rolopvattingen ontstaan: de pro-actieve huisarts die vooral managed en supervisie geeft.