Vorige paginaVolgende pagina Print
a a a

Triage-instrument 'Behoefte als kompas, de oudere aan het roer'

 

In het transitie-experiment maken we gebruik van het triage-instrument 'Behoefte als kompas, de oudere aan het roer'. Met dit instrument krijgen we zicht op de kwetsbaarheid, zorgcomplexiteit en het welbevinden van de oudere. 

Kwetsbaarheid 

Kwetsbaarheid bij ouderen (frailty) zegt iets over de ernst en de snelheid van het verouderingsproces binnen het individu en is gerelateerd aan chronische ziekte en functioneel verlies. Kwetsbaarheid is een betere voorspeller van gezondheidsuitkomsten dan leeftijd. Ouderen die kwetsbaar zijn en bijvoorbeeld een heup breken, hebben een grotere kans op complicaties zoals een langere ziekenhuisopname, een langere revalidatie of komen eerder te overlijden. Wij meten de kwetsbaarheid met de Groninger Frailty Indicator (GFI), die uit 15 vragen bestaat. De vragen gaan onder andere over Activiteiten van het Dagelijks Leven (ADL), medicijngebruik en psychosociale aspecten. De score kan lopen van 0 - 15; we spreken van verhoogde kwetsbaarheid bij een score hoger dan 3.
 

Zorgcomplexiteit 

De INTERMED is een instrument waarmee professionals de zorgcomplexiteit vaststellen. Het is een methode die uitgaat van de biopsychosociale benadering voor het stellen van een diagnose en het bepalen van een behandeling. De behoeften worden geordend op vier domeinen: biologisch, psychologisch, sociaal en de relatie met de gezondheidszorg. Hierbij wordt gekeken naar de voorgeschiedenis, de huidige situatie en de toekomst.

In totaal wordt op 20 items gescoord; de maximale score is 60. In een ziekenhuispopulatie spreken we van hoog complex bij een score van 21 of hoger. 

In het triage-instrument wordt de INTERMED Self-Assessment Oudere gebruikt, die is afgeleid van de professionele INTERMED. Hiermee wordt het perspectief van de oudere zelf over zijn of haar situatie in kaart gebracht. Het geeft onder andere inzicht in actuele zorgvragen (huidige toestand) en de wijze waarop de oudere kijkt naar de toekomst. Het gaat hierbij eigenlijk over de afstemming tussen de zorgbehoefte vanuit het perspectief van de oudere en in hoeverre het aanbod hieraan tegemoet komt. Wanneer alles goed geregeld is kan het dus zijn dat ouderen, die vanuit een professioneel oogpunt complex zijn, zelf aangeven niet complex te zijn en dus laag scoren op de INTERMED Self-Assessment.
 

Welbevinden 

Ouderen geven aan dat succesvol ouder worden vooral te maken heeft met je gelukkig voelen en nog plezier in het leven hebben. Dit in tegenstelling tot wat vaak door hulpverleners en wetenschappers wordt gezien als succesvol ouder worden. Zij koppelen dit aan gezondheid, geen beperkingen ervaren en alles nog zelfstandig kunnen doen. Om zich gelukkig te voelen moeten zowel lichamelijke als sociale behoeften van mensen vervuld zijn.

Het gaat dan bijvoorbeeld om eten, drinken en een dak boven je hoofd hebben. Maar om je gelukkig te voelen moet je je ook geliefd voelen en het gevoel hebben ergens bij te horen. Zijn zowel de lichamelijke als sociale behoeften vervuld, dan voelen mensen zich het gelukkigst.
Naarmate mensen ouder worden, kan het moeilijker worden om deze behoeften te vervullen, bijvoorbeeld door het wegvallen van de partner, het werk of door gezondheidsproblemen. Gelukkig kun je de verschillende behoeften op diverse manieren vervullen. De behoefte aan liefde en contact kan - wanneer de partner overleden is - ook voor een deel vervuld worden door een goede vriend of vriendin of door de (klein)kinderen.

Lukt het niet meer een bepaalde behoefte te vervullen, dan gaan mensen dit compenseren, door meer waarde te hechten aan een andere behoefte. Wanneer het werk wegvalt en via die weg erkenning en eigenwaarde niet meer vervuld worden, kunnen relaties en contacten, met bijvoorbeeld vrienden en familie, belangrijker worden.

Om het welbevinden vast te stellen maken we gebruik van het nieuwe instrument de Groninger Wellbeing Indicator. Deze bestaat uit 8 bronnen van welbevinden, waarbij gevraagd wordt welke bronnen belangrijk zijn en in of men hier tevreden mee is. Het aantal bronnen waarover men tevreden is gedeeld door het aantal bronnen dat men belangrijk vindt, is een indicatie voor het welbevinden.